Ik ontvluchtte  als kunstenares Irak in 1998.

Omdat ik uit Koerdistan kom, in het Noorden van Irak. Ik heb daar twee heftige oorlogen meegemaakt. Van 1980 t/m 1988 was er oorlog tussen Irak en Iran. Acht jaar lang een bloedige oorlog. Daarna begon de Golfoorlog met Koeweit. We leefden 14 jaar onder een embargo. Mijn familie en ik woonden in Kirkuk, een olierijke stad. Een groot deel van de inwoners was Koerdisch. Onder het regime van Saddam Hoessein werd de stad ‘gearabiseerd’.[1]

Ik was 7 jaar oud en heb vanaf toen altijd het gevoel gehad dat ik gevaar liep

Als Koerden hadden we het erg zwaar. We werden onderdrukt en als tweederangs volk behandeld. Veel mensen waren arm en overleden aan de honger door het embargo en de onderdrukking. Kinderen konden vaak niet naar school omdat het zo onveilig was. Gezinnen zaten hele dagen thuis zonder geld en hadden hun kostwinners verloren in de oorlog.

Mensen moesten ook verplicht meevechten met het leger van Saddam. Ook mijn vader werd verplicht militair. Voorheen was hij kritisch geweest tegenover het regime. Omdat hij daarom gefolterd werd, koos hij er uiteindelijk voor om toch maar in dienst te gaan. Op een avond werd zijn unit aangevallen. Sindsdien is hij vermist. Ik was 7 jaar oud en heb vanaf toen altijd het gevoel gehad dat ik gevaar liep. Ik raakte toen ook verlamd aan beide voeten. Mijn moeder stond er opeens alleen voor met vier kinderen, en had weinig geld. De hele familie zat in de put. Nog steeds heb ik het enorm moeilijk met de verdwijning van mijn vader. Na 36 jaar ben ik nog altijd op zoek naar hem. Mijn familie begrijpt dat niet. Maar ik móét weten wat er gebeurd is.

Ze kennen geen liefde, geen gevoel van menselijkheid meer

Als kinderen wel naar school konden in Irak, dan kregen ze vaak verplichte militaire training. Dan kwam het leger langs en werd de deur op slot gedaan. Wij moesten dan oefenen met hun wapens. En op latere leeftijd moest ik ook verplicht in militaire dienst. Dat heb ik drie maanden gedaan. Elke dag na school. Er bestonden zelfs speciale militaire kampen waar kinderen leerden vechten. Ook mijn kleine broertje moest daarheen, maar we hebben dat kunnen tegenhouden. Maar veel ouders gedoogden dit, want in die kampen kregen hun kinderen tenminste eten en drinken.

Hierdoor zijn veel kinderen, niet alleen Koerdische trouwens, opgegroeid als vechters. Dat zijn veelal de mannen die nu strijden voor IS. Dat bestaat voor een deel uit oud strijders van de Baath partij, de partij van Saddam, en Al Qaida. Ze hebben alleen maar leren vechten. Voor hun is het niet moeilijk om mensen te doden. Ze kennen geen liefde, geen gevoel van menselijkheid meer.

Ik vertrok  Toen ik 20 jaar oud was. Ik kon niet meer leven in Irak. Al sinds ik klein was maakte ik veel tekeningen en portretten, maar het was bijna onmogelijk om aan schetsboeken of kleurpotloden te komen. Laat staan dat het mogelijk was om naar een kunstacademie te gaan. Thuis hadden we alleen geld voor brood, om te overleven. Je houdt hoop, je hebt dromen. Maar je weet ook: die worden nooit werkelijkheid. Als vrouw heb je daar ook geen rechten. Alles wordt voor je bepaald en gecontroleerd, je mag niet stemmen, niks organiseren. Bij alles moet je toestemming aan een man vragen.

Je houdt hoop, je hebt dromen. Maar je weet ook: die worden nooit werkelijkheid

Ik ben uiteindelijk gevlucht met hulp van mijn man, die al in België was sinds 1986. Destijds waren we nog niet getrouwd. Ik kende hem als de neef van mijn vader. Hij kwam regelmatig bij ons op bezoek vanuit België, maar was nog nooit met hem samen geweest. Toen hij me ten huwelijk vroeg heb ik “ja” gezegd, “ik ga mee”. Maar ik zei wel dat ik bang was om naar Europa te gaan. Hij zei: “Maar hier hoef je niet in het leger, hier hoef je niet bang te zijn. Hier ben je veilig.”

In België  heb ik een goed leven opgebouwd. Ik voel ik me hier inderdaad veilig, ik mag niet klagen. Ik besef wat een vrij leven ik hier heb als vrouw. Ik werk gelukkig nog steeds als kunstenaar, ga veel naar de academie, volg lessen en cursussen. En ik doe graag aan meditatie. Mijn familie zegt wel dat ik ben veranderd. Maar ja, ik woon hier nu al ruim 18 jaar. Als vrouw kan ik hier alles in vrijheid doen. En ik hoef ook niet elke dag te bedenken of ik de straat op kan of niet. En welke kleren ik dan wel en niet aan mag.

En nu  Na de val van het regime van Saddam is het er niet beter op geworden in Irak, met de aanslagen van Al Qaida en IS. Ik heb daardoor al veel familie verloren. Mijn moeder en jongste broer wonen er nog, maar zijn naar de Noordelijke stad Erbil verhuisd. Maar ook daar klopt IS nu aan de deur. De stad wordt overspoeld door vluchtelingen en terroristen. Ik ben ontzettend bang om nog meer familie te verliezen door de aanslagen daar.

Jullie komen uit Irak, jullie zijn terroristen

Ik heb mijn moeder en broer pas twee keer gezien sinds 1998. Heel graag zou ik met mijn twee zoons op bezoek bij hen gaan. Maar mijn zoons willen niet mee, omdat ze allemaal nare dingen op televisie zien over Irak. Dat maakt ze bang. Het ergste is nog dat zij nu op school regelmatig te horen krijgen: “Jullie komen uit Irak, jullie zijn terroristen.”

Ik droom van een Irak in vrede. Alle Irakezen zijn kapot na al die oorlogen. Na 36 jaar heb ik nog nooit vrede gezien in mijn thuisland. Hele generaties zijn verloren. Ook nu de jongere generaties. Mensen blijven daardoor op de vlucht slaan. En dat doen ze niet omdat ze weg willen uit het paradijs! Het enige wat zij willen is op hun gemak leven, hun mening mogen vormen en uiten, in plaats van dat ze daarvoor worden misbruikt en gedood.

[1] Koerden werden zonder pardon hun huis uitgezet en moesten met hun hele familie en zonder middelen een nieuw leven zien te beginnen in het zuiden van Irak of ze werden gedeporteerd naar geïsoleerde kampen. Omgekeerd zijn talloze shi’ieten vanuit het zuiden naar het noorden gedeporteerd waar ze soms de huizen van de uitgezette Koerden kregen. Maar vaak ook waren het aanhangers van Saddam die de Koerdische bezittingen in handen kregen en een Arabische enclave moesten vormen in Koerdisch gebied [red.]

 

Logo SNS

In het kader van het Belgische straatkunsttraject Sorry, Not Sorry plaatsten wij Moving People op verschillende locaties in Gent. Op 26 april 2016 werden duizend miniatuurbeeldjes van vluchtelingen (Tourad, Kassem, Avin, Kassala en Claudine) verspreid in de straten en op publieke plaatsen in Gent. Op 7 & 8 mei 2016, tijdens het festival, werden er nog eens 500 beeldjes verspreid.