Ik ontvluchtte Irak in 1988, ik was toen 16 jaar oud

Tegen chemische wapens kun je niet vechten

Omdat het leger van Saddam Hoessein een bloedige campagne begon tegen Iraakse Koerden, waartoe ik behoor. Een deel van mijn familie was lid van de Koerdische Democratische Partij (KDP) en onderdeel van de Peshmerga. Saddam voerde dodelijke gifgasaanvallen op ons uit. Het kwam zó dichtbij. Het was kiezen tussen leven of dood. Tegen chemische wapens kun je niet vechten.

We vertrokken en konden alleen dingen meenemen die we echt nodig hadden, dus een paar kleren. Mijn vader zei dat we nog zouden terugkomen. We vluchtten te voet, samen met een heleboel andere Koerden. Drie dagen lopen naar de grens met Turkije, terwijl om ons heen bombardementen plaatsvonden.

Het was kiezen tussen leven of dood

Ik was erg boos en verdrietig. Ik wist niet waar we heen konden en wat er ging gebeuren. Toch hadden wij nog geluk dat we niet waren aangevallen. Dat er binnen onze familie niemand was gedood. Ik kende andere mensen van wie de hele familie was omgekomen.

Drie jaar lang woonden we in een vluchtelingenkamp in Turkije, hopend op een terugkeer naar Irak. We deelden eten, verhalen en herinneringen aan ons oude dorp, waar inmiddels niks meer van over was.

Ons brood bleek vergiftigd te zijn

In 1991 kregen mijn man en ik onze dochter. Na de geboorte was ik op weg vanuit het ziekenhuis en at ik een broodje. Het smaakte vreemd. Ik vertrouwde het niet echt, maar at er toch wat van. Later hoorden we dat het brood vergiftigd was. En via mijn borstvoeding had mijn dochter het ook binnen gekregen. Allebei hebben we heel veel overgegeven. Het gif was via de bakkerij in het brood gekomen, die bleek gekocht door het regime van Saddam Hoessein. Er zijn veel mensen aan overleden. Mijn dochter is nog steeds erg vaak ziek, ik weet zeker dat het door dat brood komt.

Zelfs in het kamp waren we nu dus niet meer veilig. We konden ook niet terug naar Irak, daar was net de Golfoorlog uitgebroken. We hoorden steeds meer verhalen over Europa. Mijn man werkte in het kamp dus we hadden een klein beetje geld gespaard. Dat geld hebben we gegeven aan mensensmokkelaars die ons hielpen wegkomen. Dat was de enige manier.

In Nederland was het leven in asielzoekerscentra erg moeilijk. Je moet opnieuw beginnen. Ik kon wel een beetje Engels, maar niet heel goed. En je mag niets doen. Niet naar school, niet werken, geen taalles volgen.

Ze hebben natuurlijk gelijk dat ze het allemaal goed willen uitzoeken voordat je een verblijfsvergunning krijgt. Maar het wachten duurt lang als je niets mag doen. Ik wilde erbij horen. Ik deed alles om maar te helpen in het asielzoekerscentrum. Koffie en thee maken, op kinderen passen. En ieder Nederlands woord dat ik zag, schreef ik op om de taal te leren.

In 1994 kregen we een verblijfsvergunning. Vanaf toen ging ik Nederlandse les volgen en op de school van mijn kinderen meehelpen met overblijven. Ik en mijn man wilden vooral aan de slag, werken. Je wil niet afhankelijk zijn van een uitkering. Ik deed mijn best om mijn kinderen een goede toekomst te geven.

En nu Mijn oudste is begonnen met de studie Gezondheidswetenschappen. Daar ben ik trots op! Ooit wil ikzelf ook nog de opleiding afmaken waarmee ik in Irak begonnen was. Een opleiding tot rechter.

Niemand verlaat vrijwillig zijn land en huis

Als ik nu het grote aantal vluchtelingen zie, beschouw ik die mensen als slachtoffers. Ze willen gewoon leven! Vooral ook voor hun kinderen. Niemand verlaat vrijwillig zijn land en huis.

Hier in Nederland leven we allemaal samen, met allemaal een andere achtergrond. Hier voel je je veilig. En je hebt rechten als vrijheid van meningsuiting, delen en discussiëren. Dat vind ik belangrijk. Het zijn waarden die ik hier leerde. Ik zou ze graag nog eens naar Irak brengen.