Moving people story
Ik ontvluchtte Somalië in 1991.
Omdat in Somalië een burgeroorlog uitbrak. Een smerige oorlog tussen clans. Ik had me daar nooit mee beziggehouden, wie bij welke groep hoort. We zijn allemaal Somaliërs, klaar.
Ik vertrok toen er nog niets aan de hand was. Ik was 19 jaar en basketbalde in het nationale vrouwenteam. Wij vertegenwoordigden Somalië op het Afrikaans kampioenschap in Ethiopië. Spannend! Ik zei mijn familie gedag en zou over veertig dagen weer thuis zijn. Mijn vader zwaaide me uit op het vliegveld. Dat was de laatste keer dat ik hem zag.
In Nairobi sliep ik op straat, illegaal, zonder geld
Terwijl we in Ethiopië aan het basketballen waren, brak de burgeroorlog uit in Somalië. Er druppelden berichten binnen maar we realiseerden ons niet echt wat er gebeurde. Later hoorden we dat sommige familieleden van teamgenoten al waren vermoord. Al onze ouders waarschuwden ons om niet terug te komen naar huis. Bijna mijn hele team besloot toen asiel aan te vragen in Ethiopië, maar dat werd geweigerd. De volgende stap was Kenia. Daar kwam ik via een opvangkamp uiteindelijk terecht in de hoofdstad Nairobi. Ik sliep op straat, illegaal, zonder geld.
Ik bedacht dat ik in Ethiopië een hotel had gedeeld met het Keniaanse basketbalteam. Na veel navragen kwam ik erachter dat een van de meisjes bij een bank werkte. Ik ging dagenlang alle banken van Nairobi af om haar te vinden. En dat is me uiteindelijk gelukt! Via haar kreeg ik een tijdelijke slaapplek en vanaf toen kon ik geld sparen om verder te reizen. Dat reizen lukt alleen met mensensmokkelaars. Die hebben in Nairobi gewoon kantoortjes. Voor 800 dollar zouden zij een veilig land uitzoeken. Ik heb toen keihard gewerkt om geld te sparen: huizen schoonmaken, haren vlechten, babysitten.
Na 8 maanden had ik genoeg bij elkaar en ging ik terug naar het smokkelaarskantoortje. Ik moest de volgende dag terugkomen en dan zouden we naar het vliegveld worden gebracht. Maar nadat we op het vliegveld waren aangekomen, kregen we te horen dat het vandaag niet ging lukken. En zo ging het ook de dag erna, en die daarna. Twee maanden lang reisden we dagelijks naar het vliegveld. En twee maanden lang lukte het niet om weg te komen. Ik werd bang dat ik die 800 dollar voor niets had betaald.
Maar op een dag was het zover, we kregen allemaal een envelopje met geld en vliegticket. Daar stond ‘Holland’ op. Mijn hart bontste in mijn keel toen ik bij ‘mijn’ vliegtuig aankwam. Er stond heel groot op: KLM. Ik was doodsbang en zenuwachtig. Moest ik gewoon het vliegtuig inlopen? Ik waagde het erop, liet mijn ticket zien en mocht plaatsnemen in het vliegtuig.
Ik had overal kneuzingen en pijn, maar ik had ook niets te verliezen…
In Nederland wilden politieagenten op Schiphol mij terugsturen naar Kenia. Ik moest een noodplan bedenken en heb mezelf toen van een hoge trap laten vallen. Ik had overal kneuzingen en pijn, maar aan de andere kant: ik had ook niets te verliezen.
Ik werd naar het ziekenhuis gebracht. Na een aantal dagen kwam er iemand van de VN met mij praten. Ik heb alles eerlijk verteld. Toen mocht ik blijven, omdat ze zich realiseerden dat ik niet uit Kenia kwam maar uit Somalië. Ik kreeg een kaartje en ik moest me melden bij een asielzoekerscentrum in Groningen
Ik heb mijn vader nooit meer gezien sinds hij me uitzwaaide
Een tijd later kwam ik in contact met mijn zusje. Zij vertelde me dat de helft van onze familie was vermoord. Mijn ouders leefden gelukkig nog; zij waren ook naar Kenia gevlucht. Een paar jaar later is mijn vader overleden, aan suikerziekte. Ik heb hem nooit meer gezien sinds hij me afzette op het vliegtuig naar Ethiopië.
En nu In het asielzoekerscentrum leerde ik mijn Nederlandse man kennen. Zijn vader was begeleider en hij kwam regelmatig langs. Het was liefde op het eerste gezicht! We zijn inmiddels 23 jaar samen en hebben drie kinderen. Ik werk momenteel als gastouder en in de horeca. Maar basketballen doe ik ook nog steeds hoor!